Zelfbediening en eenmanstrams

Zelfbediening en eenmanstrams * Hans Kloos

Het is 1956 wanneer het vervoerbedrijf een andere weg inslaat.

Voor het eerst verschijnen in Rotterdam geheel gesloten trams met vóór en in het midden uitstapdeuren en achter een instapdeur. Bovendien waren het éénrichtingswagens die, behoudens het met een ‘nood’bediening over een korte afstand achteruit rijden, bedoeld waren om alleen vooruit te rijden.

Deze Schindlers, 15 stuks, gevolgd door een enkelgelede serie van 14 stuks met een draaischijf tussen beide delen, eveneens voorzien van drie deuren, zouden ook op andere gebieden zorgen voor een andere weg.

Motorrijtuig 1, Aflevering, Ceintuurbaan, 21-11-1956, (foto H.Kaper)

Het was voor de passagiers even wennen. Achterin instappen en daar langs een zittende conducteur om een plaatsbewijs te lopen, of een abonnement te tonen, en dan een plaatsje zoeken.

Eind 1957 waren alle rijtuigen in de dagelijkse dienst opgenomen en was de RET twee nieuwe series motorrijtuigen rijker.

Een vervolg op dit verhaal vormen de Düwag series 351-386 (dubbelgeleed) en 251-274 (enkelgeleed) die respectievelijk in 1964/1965 en in de tweede helft van 1965 in dienst werden gesteld.

Weg met de conducteur

Voor een eerste proef met eenmansbediening waren de Schindlers bij uitstek geschikt en op 7 maart  1966 volgde die dan ook op bepaalde uren buiten de spits op lijn 15.

Motorrijtuig 2, lijn 15, Stationsplein, met motorrijtuig 503, lijn 5.

De rijtuigen waren in de winter omgebouwd en tevens voorzien van een voordeur die in twee delen, in plaats van vier delen, scharnierde.

De trams werden voorzien van een nummerfilm met een rode cijfers op een witte ondergrond en een wit bord met een grote rode E aan de voorzijde. De achterdeur waar de conducteur zetelde werd afgesloten, het instappen moest bij de bestuurder en via de middendeur kon men het rijtuig verlaten. De bestuurdersplaats werd voorzien van een betaaltafeltje.

Niettemin was de feitelijke eenmansbediening al ingevoerd op lijn 22 per 13 december 1965 met de komst van de gloednieuwe Düwagserie 251-274. Ook deze rijtuigen waren voorzien van de rood op witte nummerfilm en het rood op witte E bord aan de voorzijde.

Motorrijtuig 273, lijn 22, Avenue Concordia

Nu ook zelfbediening

De inzet van eenmanswagens was een opstap naar de zelfbediening.

Motorrijtuig 302, lijn 8, Mathenesserdijk, Strippenkaarttram, 4-11-1980

Nog vóór de invoering van de strippenkaart per 1 oktober 1980 had de reiziger kennis kunnen maken met het zonetarief. Het vervoergebied was ingedeeld in 8 zones en afhankelijk van het gekochte kaartje kon afhankelijk van het aantal zones een bepaalde tijd worden gereisd.

In 1970 had men trouwens al kennis kunnen maken met de nationale 4-rittenkaart die door het gehele land kon worden gebruikt.

Vanzelfsprekend gingen alle veranderingen gepaard met een ruime voorlichting aan de passagiers en alle inwoners van het verzorgingsgebied kregen een folder in de bus.

Voor zelfbediening diende de rijtuigen (en ook de bussen) te worden uitgerust met ontwaardingsapparatuur. Per rijtuig werden drie automaten aangebracht. In 1969 waren de eerste stempelautomaten reeds aangeschaft en ingebouwd in de series 251-274 en 601-635 alsmede 30 bussen.

De ombouw van de Düwag 601-635 serie vond al in oktober 1969 plaats direct na de aflevering van de stempelautomaten, echter zonder deze rijtuigen van de deurbedieningsknoppen aan de buitenzijde te voorzien. Dat gebeurde op een later tijdstip. Tussen 1970 en 1972 werden de series 251-274 en 351-386 onderhanden genomen.

Tegelijkertijd werd op 1 maart 1971 de verkoop van rittenkaarten in de rijtuigen gestaakt en verkochten de bestuurders alleen nog losse kaartjes. Alle andere kaarten en abonnementen dienden in de voorverkoop te worden aangeschaft.

De ombouw van de Schindlers naar zelfbediening vond eerst later plaats. De grote Schindlers 231-244 in 1974-1975 en de kleine Schindlerserie 1-15 in 1976-1977.

Motorrijtuig 308, lijn 1, met dr rode bal als zelfbedieningtram, Mathenesserbrug

Naast de inbouw van de stempelautomaten werden de rijtuigen ook voorzien van deurknoppen aan de buitenzijde voor de deurbediening klaphekjes bij de deuren en bij de Schindlers werd de conducteursplaats verwijderd. Met uitzondering overigens van de ’15’ die de conducteursplaats behield en welk rijtuig nu behoort tot de RoMeO museumcollectie.

De Schindler 15 met de behouden conducteursplaats (foto: Kees Dessens, 7-10-2015)

Aan de buitenzijde waren de trams herkenbaar door een rode bal aan de voorzijde (de plek waar eerst de rode E was geplaatst) en bij de uitstapdeuren werden rode kruisen aangebracht.

Tenslotte werd op de tweede voordeur en naast de achterdeur een sticker aangebracht met de tekst “geen conducteur, verkoop bij de bestuurder'”

Lijnkeuze
Niet op alle lijnen was de eerste jaren sprake van zelfbediening. De geleidelijke invoering startte met lijn 5 op 21 oktober 1969, lijn 4 op 25 oktober 1969, lijn 6 op februari 1970, lijn 2/12 startte op 13 april 1970, lijn 1 op 20 november 1970, lijn 11 op 20 december 1970, lijn 8 op 24 februari 1971 en lijn 3 op 3 mei 1971. Lijn 9 sloot op 11 maart 1972 de rij. Op spitsdiensten die met Allan-stellen werden gereden reden nog tot 9 juli 1983 conducteurs mee, dus ruim na de introductie van het zelfbedieningssysteem.