Railatlas van Rotterdam

1.5 DE KOMST VAN DE METRO IN 1968

1.5.1. Het Tramtunnelplan 1956

De ook voor het openbaar vervoer steeds problematischer wordende oeververbindingen in de Maasstad waren voor het gemeentebestuur aanleiding om in 1956 een speciale werkgroep in te stellen. Deze commissie lanceerde plannen voor de bouw van de Van Brienenoordbrug ten oosten van de stad en de Beneluxtunnel in het westen. Beide projecten kwamen in 1965, resp. 1967 gereed. Voor het openbaar vervoer in de stad gingen de gedachten uit naar een eigen tracé onder de rivier, de Willemstunnel. Deze tramtunnel was op de rechter Maasoever geprojecteerd vanaf de Schiedamsedijk ter hoogte van de Schilderstraat. Vandaar ging het onder de Nieuwe Maas door en op de linker Maasoever liep het tracé via de Parallelweg en de Hillelaan naar de Pretorialaan. Daar was een kruisingvrije trambaan gedacht die bij de Putselaan moest aansluiten op het bestaande tramnet.

De routes van de overige tramlijnen op de linker Maasoever (2, 3 en 12) bleven in de plannen verder ongewijzigd, doch opmerkelijk genoeg bleek in deze plannen geen plaats meer voor tramlijn 9 naar de Lange Hilleweg.

Om de capaciteit van de tramtunnel optimaal te benutten was wel een nieuwe tramlijn 8 bedacht, die als pendellijn tussen de Coolsingel en de Pretoriaan vrijwel onafhankelijk van het overige verkeer en wellicht ook met nieuw aan te schaffen, grotere eenheden zou worden geëxploiteerd.

Aansluitend aan deze plannen was nog bedacht dat tramlijn 3 vanaf de Groenezoom zou worden doorgetrokken via het Reineveld en de Smeetlandsedijk en vervolgens via de Slinge naar een eindpunt nabij de Dorpsweg. Met deze verlenging zouden de nieuwbouwwijken Zuidwijk en Pendrecht een verbinding met de rest van zuid en de stad krijgen.

Omdat de tramlijnen zich echter voor een deel als ‘normale’ tramlijnen tussen het overige verkeer zouden begeven, vreesde men voor de regelmaat van de dienstuitvoering op het tunneltraject, waar in de spitsuren elke minuut een tram zou moeten passeren. Dit zou weer tot congestie op de aansluitende straattrajecten leiden, waardoor het tunnelgedeelte in de plannen successievelijk groeide vanaf de Coolsingel tot het Afrikaanderplein. Omdat ook dan nog de vervoersprognoses de capaciteit van zo’n tramtunnel te boven gingen, werd het tramtunnelplan uiteindelijk verlaten en werd gekozen voor een geheel verkeersvrije metrolijn.

Dat dit besluit getuigde van durf en visie zou later blijken. Zelfs deze metrolijn zou na enkele decennia aan zijn maximum vervoerscapaciteit geraken. De aanleg van een tweede rivierkruisende metrolijn (naast de Beneluxtunnel) en de herinvoering van meerdere rivierkruisende tramlijnen via een nieuwe Erasmusbrug bleken amper voldoende om de door de toegenomen mobiliteit en stadsuitbreidingen veroorzaakte reizigerstoename aan te kunnen.

lijnkaart 1968