Museumbussen

Het huidige bestand aan museumbussen in de regio Rotterdam-Rijnmond is voor het overgrote deel terug te vinden bij de Werkgroep Bus van de Stichting RoMeO met als werklocatie de RET garage aan de Sluisjesdijk. Daarnaast moet ook genoemd worden de werkgroep Bus van het in 1965 opgerichte Museum Stichting v/h Rotterdamsche Tramweg Maatschappij in Ouddorp. Deze laatste heeft de beschikking over vier bussen, de RTM 82, RTM 107, RTM 147 en Van Oeveren 40 welke allen zijn geregistreerd in het Nationaal Register Mobiel Erfgoed (NRME). De RTM 107 (Grasklokje), RTM 147 (Bellewagen) en Van Oeveren 40 hebben de ‘C’-status. Aan de RTM 82 (Atalanta) is de ‘B’-status toegekend.

In de regio Rotterdam werken sinds 1986 vrijwilligers van de Stichting Veteraan Autobussen aan het opsporen, aankopen, restaureren, onderhouden en rijklaar maken van historische autobussen van het Rotterdamse stads- en streekvervoer. Dit gebeurde in de RET-vestiging Sluisjesdijk.

Maar de geschiedenis gaat echter verder terug tot de Stichting Veteranen Autobussen. Bij de opening van het vorige trammuseum aan de Nieuwe Binnenweg in 1986, zei de toenmalige directeur van de RET dat hij het jammer vond dat er zo weinig autobussen bewaard waren gebleven. Dat was niet tegen dovemans oren gezegd. Vrijwilligers togen het land in op zoek naar oude bussen. De RET verleende hierin alle steun. Voorwaarde was dat werd aangesloten bij een bestaande organisatie. Zo ontstond de werkgroep Rotterdam van de landelijke Stichting Veteraan Autobussen. Deze werkgroep maakt inmiddels deel uit van de Stichting RoMeO.

Meer over de Stichting Veteraan Autobussen, de RoMeO Werkgroep Bus en de Werkgroep Bus van de RTM verder in dit hoofdstuk.

De huidige verzameling museumbussen RoMeO omvat de volgende voertuigen:

De roodgekleure museumbussen hebben inmiddels een eigen pagina met informatie en foto’s.

Merk/Opbouw Maatschappij Nummer Kenteken Bouwjaar Eigendom Bijzonderheden
DAF-Domburg Van Oeveren 23 ZS-44-07 1969 SVA Overgedragen aan particulier
Mercedes 0305/Mannheimer Van Oeveren 31 09-84-PB 1976 RoMeO  
DAF-Verheul B1600DF533 RTM 87 AN-93-95 1970 SVA In beheer overgedragen aan RTM
Leyland-Triumph-Werkspoor LWP City/Hainje RET 204 ZB-68-53 1965 RET  
Saurer-Seitz 4CT1D RET 223 95-XB-73 1948 SVA  
Mercedes O4O5 Citaro RET 231 BS-BV-60 2006 RoMeO  
Leyland-Verheul/Leopard RET 309 AB-48-17 1967 RET  
DAF-Hainje CSA 2 RET 310 BP-77-VS 1986 RET  
Mercedes O405 Mannheimer RET 434 VL-22-SY 1991 RET  
DAF–Berkhof/SB220 Duvedec RET 446 VL-48-HD 1991 RoMeO  
Volvo/Hainje B10B Duvedec RET 507 VD-05-GK 1988 RET  
DAF/Hainje CSA1 RET 562 HB-93-08 1974 RET  
Volvo-Berkhof  B10B Duvedec RET 612 VT-14-RK 1993 RET  
Kromhout/Verheul/Werkspoor VB10 RET 754 UB-18-99 1961 SVA  
Kromhout/Verheul/Werkspoor VB10 RET 770 VB-45-90 1962 RoMeO  
Den Oudsten/ B96 Alliance RET 801 BF-BP-11 1996 RET  
Den Oudsten/ B96 Alliance RET 903 BJ-XX-25 2001 RoMeO  
Leyland Royal Tiger Worldmaster RET 907 XB-90-09 1964 RoMeO Overgedragen aan particulier
DAF-Hainje CSA1 RET 938 BD-19-ZJ 1982 RET  
MAN–Lion’s City TS RET 1031 BV-PB-05 2012 RoMeO  
Leyland/Den Oudsten LOB ZWN 1155 92-JB-05 1979 RoMeO  
Volkswagen T4 RET / Vervoer op Maat 1515 HR-NT-50 1994 RET  

Museumbus 310, DAF-Hainje, in de nachtstalling Waalhaven, 22-8-2012, (foto: Carel Scholte)

Binnenkort zal van al deze bussen een apart technisch overzicht met bijbehorende foto’s worden geplaatst.

Enkele RET-bussen zoals de 723 hebben incidenteel wel eens dienst gedaan als ‘museumbus’ doch behoorden zeker niet tot de museumvloot. De 703, de drie kleurenbus heeft wel tot de museumcollectie behoord maar een tekort aan voertuigen bij de RET werd deze bus noodlottig. Bij een inzet werd de wagen op de kruising Waalhaven-Doklaan door een vrachtwagen in de zijkant geramd en is toen afgevoerd. De daarvoor in de plaats gekomen lesbus 773 heeft echter ook slechts kort tot de museumcollectie behoord omdat deze deel uit moest gaan maken van een verkoop van 110 bussen aan Cuba. Daarvoor in de plaats is tenslotte de 938 gekomen, uit de laatste CSA-1 serie.

Een meer recent probleem voor de museumbussen werd veroorzaakt door de sluiting van de RET vestiging Ridderkerk waar door opzegging van de huur een plaats gevonden moest worden voor de aldaar gestalde bussen. Hiervoor was slechts de nachtstalling Waalhaven ter beschikking waardoor voor de daar geplaatste museumbussen een alternatieve locatie moest worden gevonden.

RET nachtstalling Waalhaven, 23-8-2012. Na een gedwongen verhuizing zijn deze bussen verplaatst. (foto: Carel Scholte)

Nadat na 1980 museumbus 754 als eerste in de nachtstalling Waalhaven op spoor 51 gestald kon worden kreeg deze later gezelschap van Saurer 223 (beide wagens van de SVA werkgroep Rotterdam). Nu ruim 40 jaar later is er dus geen plaats meer. Museumbus 907, al 33 jaar in het bezit van de SVA/Stichting RoMeO is als eerste op 20 juni 2022 overgenomen door enkele particulieren (leesleden van de werkgroep Bus). De 10 APK-gekeurde bussen verhuizen naar ‘Het Brein’ op het terrein van de vestiging Sluisjesdijk, 2 stuks worden in de remise Hillegersberg geplaatst. De RTM 87 zal in beheer worden overgedragen aan de RTM en de Van Oeveren 23 gaat naar een particulier. De resterende bussen worden overgebracht naar een stalling in Steenbergen.

De Stichting Veteraan Autobussen (SVA)            tekst: Jan van der Stelt

De SVA werd op 26 oktober 1968 officieel opgericht te Apeldoorn op initiatief van D.J.J (Dick) van Beek. Het doel van de stichting was om historische autobussen te bewaren en te restaureren. De eerste jaren waren bijzonder moeilijk, een aantal autobussen kon worden aangekocht maar geld, behoorlijke stallingsruimte en een werkplaats ontbraken. Onder andere enkele vervoerbedrijven boden soms een stallingsplaats aan in de open lucht maar die was meestal tijdelijk beschikbaar. Zo beperkten de activiteiten van de SVA-medewerkers zich in de begintijd vooral tot het steeds weer opnieuw verplaatsen van de bussen. Toch werd er ook begonnen met enig restauratiewerk, maar tastbare resultaten heeft dat nauwelijks opgeleverd. Daar kwam verandering in toen eind 1971, na intensief overleg met de Koninklijke Nederlandse Vereniging van Transport Ondernemingen (KNVTO) en de NS busdochterondernemingen, een aantal overdekte stallingsplaatsen kon worden aangeboden. Onder andere de Brabantse Buurtspoorwegen en Autodiensten (BBA) en Maarse & Kroon in Aalsmeer boden plaatsen aan in hun garage te Roosendaal en Leimuiden waarbij die laatste ook als werkplaats kon dienen. Door een handjevol medewerkers werd daar een begin gemaakt met het eerste restauratiewerk.

De Crossley/De Schelde 1108 nog als schermbeeldwagen bij de NS gefotografeerd door een fotograaf van NS op 8 december 1959 te Venlo. Duidelijk zichtbaar de bult op het dak en de klapdeuren die bij de restauratie weer verwijderd moesten worden. Utrechts Archief, catalogusnummer 846208.

Een pril begin

In Leimuiden stonden, zonder afbreuk te doen aan de waarde van de overige bussen, de historisch gezien meest interessante bussen. Dat waren een Magirus uit 1925 en een Crossley uit 1947. De Magirus was door Allan in Rotterdam gebouwd voor de Gemeentetram (Gtr) te Amsterdam waar hij het wagennummer 35 kreeg. De bus met houten opbouw behoorde tot een serie van 8 stuks en deze bevielen zo goed dat er daarna nog meerdere series Magirus-bussen zouden volgen. In 1936 werd de 35 verbouwd tot lijnkeet 1 waarna hij zonder motor nog jarenlang werd gebruikt bij werkzaamheden aan de trambanen in Amsterdam. Eind jaren zestig wilde het Gemeentevervoerbedrijf (GVB) in Amsterdam de voormalige 35 afvoeren waarna hij op 7 februari 1969 werd geschonken aan de SVA. Hij mocht voorlopig nog in de openluchtremise Havenstraat blijven staan en pas op 15 december 1971 werd het busje door Mack-kraanwagen 76 van het GVB naar Leimuiden gebracht. Restauratie zou nog even op zich laten wachten waardoor hij in Leimuiden eigenlijk in de weg stond en dat was de reden om hem naar een voormalige locloods van NS in Heerenveen te brengen. De restauratie begon uiteindelijk in 1979 te Pijnacker.

De SVA-werkplaats te gast bij Maarse & Kroon in Leimuiden op 14 oktober 1972 met de SVA Magirus 35 afkomstig van de Gemeentetram Amsterdam. Nog zonder motor maar ontdaan van alle lijnkeet-attributen. (foto: Jan v.d. Stelt)

Het eerste project

Het eerste restauratieproject waar in Leimuiden mee begonnen werd betrof de Crossley 1108.

Direct na de Tweede Wereldoorlog bestelde de Nederlandse Spoorwegen (NS) een groot aantal autobussen om het tijdens de Tweede Wereldoorlog volledig ontwrichte treinverkeer weer op gang te brengen. In totaal betrof het bijna 1200 bussen, alle van het Engelse merk Crossley. De bestelling omvatte 250 trekker/oplegger-combinaties, 500 grote Crossley’s met een lengte van circa elf meter en 425 kleine Crossley’s van circa tien meter lang. Op een klein aantal na werden de Crossley’s in Nederland van een carrosserie voorzien, onder andere bij scheepswerven en vliegtuigfabrieken, waarna ze in vrijwel alle delen van het land werden ingezet. De SVA-Crossley nummer 1108 is van het grote type en heeft een aluminium carrosserie die werd gebouwd door scheepswerf De Schelde te Vlissingen. Hij heeft eerst treinvervangende diensten gereden voor de NS en ging later naar de streekdochters NBM, NTM en Velox. Daarna werd de bus in 1955 verbouwd tot schermbeeldwagen ten behoeve van röntgenonderzoek naar TBC bij het personeel van NS en de dochterondernemingen. Op 28 oktober1970 werd hij door de NS overgedragen aan de SVA waarna begonnen werd met de restauratie, eerst in Leimuiden en later Pijnacker. Mede door de genoemde verbouwing tot schermbeeldwagen, waarbij een deel van het dak met een koepel was verhoogd, heeft deze restauratie bijzonder veel moeite, tijd en geld gekost.

De 754 als pendelbus tussen de tramhalte van lijn 5 en de RET-vestiging aan de Kleiweg tijdens het open huis dat werd gehouden op 15 oktober 1977 ter gelegenheid van het 50-jarig bestaan van de RET. (foto: Jan v.d. Stelt)

Rotterdamse bushistorie

Voor de Rotterdamse bushistorie was het behoud van de Saurer 223 van groot belang. Na de Tweede wereldoorlog kocht de RET grote aantallen bussen van het Zwitserse merk Saurer die op de toerwagens 221-225 na in Nederland van een carrosserie werden voorzien. De toerwagens, waaronder de 223, werden in Zwitserland van een carrosserie voorzien door Seitz. Bij het afvoeren van deze bussen begin jaren 60 besloot de directie van de RET om de 223 te behouden als museumbus en werd deze opgeslagen in de remise Maastunnelplein in afwachting van de dingen die zouden komen. Die kwamen echter nooit en in 1971 besloot de RET om de bus samen met een aantal Kromhout’s uit de 700-serie te verkopen aan een Belgische sloper. De verkoop kon niet meer tegengehouden worden maar voor de bus uit Rotterdam vertrok kon hij door de SVA voor een bedrag van 750 gulden, wat toen veel geld was, van de sloper worden gekocht. Op 8 oktober 1971 werd de SVA eigenaar waarna hij verhuisde naar de SVA-stalling in Huisduinen bij Den Helder. De 223 heeft daarna nog verschillende stallingen gezien zoals Leimuiden, Roosendaal, Pijnacker en Oude Wetering. In die laatste stalling, bij een touringcaronderneming, raakte hij nog verstrikt in een faillissement wat bijna alsnog het einde zou hebben betekend. Na forse onderhandelingen tussen het SVA-bestuur en de curator kon het onheil gelukkig afgewend worden. Behalve wat opknapbeurten en reparaties was een echte restauratie van de 223 voorlopig nog niet aan de orde, hij was rijvaardig en in redelijke staat.

Na vijf jaar besloot Dick van Beek om zijn functie neer te leggen als voorzitter van de SVA waarna Jan Voerman het stokje overnam. Voerman was bekend als bus-, tram- en treinhobbyist en tevens eigenaar van Reisbureau en touringcaronderneming Speedwell in Den Haag. Hij bleek jarenlang een uitstekend voorzitter die zeer bedreven was in het oplossen van allerlei problemen.

In de loop van die eerste jaren waren er binnen de landelijk opererende SVA enkele werkgroepen ontstaan die zich specifiek bezig hielden met het verwerven en restaureren van bussen van een bepaald bedrijf. In dit verband kan genoemd worden de SVA-werkgroep 754 die op 31 augustus 1974 eigenaar was geworden van de Kromhout-Verheul VB10/Werkspoor 754 van de RET. De bus werd gestald in Roosendaal bij de BBA maar omdat in die stalling geen faciliteiten beschikbaar waren werd het restauratiewerk verricht in de BBA-werkplaats te Oud Gastel. Een nadeel hiervan was dat de bus tijdens de restauratie steeds heen en weer moest kunnen rijden tussen Roosendaal en Oud Gastel. Pas in 1987 kon de 754 terugkeren naar een stallingsplaats bij de RET in Rotterdam. Ondertussen was de bus meerdere keren van onderkomen gewisseld en heeft na Roosendaal onder andere in Pijnacker en het Groningse Nieuweschans gestaan.

De Kromhout’s TBZ100/Verheul van de MUSA en het Haags Bus Museum. De Amsterdamse 281 werd in de jaren 1963 en 1964 verhuurd aan de RET en deed toen in het geel dienst als 625. De Haagse 327 werd in 1962 verkocht aan de RET en deed toen dienst als 612. In 1970 ging de bus als platformbus dienst doen op Vliegveld Zestienhoven. De foto werd gemaakt voor de HTM-werkplaats aan de Viaductweg te Den Haag in 1981. (foto: Jan v.d. Stelt)

Andere busmusea

Op 21 maart 1975 werd een van de doelstellingen van de landelijk opererende SVA ondergraven met de oprichting van de Stichting Museum- Stads- en streekbussen Amsterdam (MUSA). Aanvankelijk bedoeld als SVA-werkgroep Amsterdam ging de MUSA toen haar eigen weg met het bewaren van Amsterdamse bussen maar later ook andere bussen, onder andere uit Groningen en Limburg. Overigens kwam de MUSA al in 1975 in het bezit van een bus met een Rotterdamse achtergrond. Zij kreeg van het Gemeentevervoerbedrijf Amsterdam de Kromhout TBZ100/Verheul 281 uit 1957. In de jaren 1963 en 1964 werd deze bus door het GVB verhuurd aan de RET waarbij het blauw plaats maakte voor de gele RET-kleur met het wagennummer 625.

Na de MUSA volgden het Noordelijk Bus Museum (NBM) te Winschoten in1978 en het Haags Bus Museum (HBM) een jaar later. Het HBM nam een van de twee platformbussen over van Vliegveld Zestienhoven om deze te restaureren als HTM 327 (Kromhout TBZ100/Verheul 1958). Van 1962 tot 1970 had deze bus als 612 bij de RET dienst gedaan. Over het algemeen werd er goed samengewerkt tussen de SVA en de nieuwe stichtingen wat in 1981 resulteerde in de oprichting van de Federatie Museumbussen (FM).

SVA-werkgroep Rotterdam

In 1986 ging de SVA-werkgroep Rotterdam van start. Aanleiding was de aankoop van “patatbus” 309, een Leyland Leopard  gebouwd door Verheul in 1967. In 1979 voerde de RET deze bus af waarna hij enige tijd dienst deed als rijdende boutique vanuit de VIOS-garage in Wateringen. In een later stadium werd hij verbouwd tot rijdende snackbar waarbij hij regelmatig aan de Belgische kust was te vinden. Toen de eigenaar er van af wilde kon hij in 1986 worden overgenomen waarna vrijwel direct begonnen werd om hem terug te verbouwen tot een echte autobus. Dat duurde zo’n vier jaar maar ondertussen waren ook de 204 en 770 (met als “plukbussen” de 775, 779 en 796) teruggekeerd naar Rotterdam. De 204 moest nog even wachten maar met de restauratie van de 770, die 15 jaar op een sloperij in Leidschendam had gestaan, werd begin jaren 90 een begin gemaakt. Dat betekende vrijwel nieuwbouw waarbij ook de hulp van carrosseriefabriek ZABO te Ridderkerk werd ingeroepen. ZABO was geen onbekende in Rotterdam want veel bussen van streekvervoerbedrijf De Twee Provinciën (1942-1973) waren voorzien van een carrosserie van ZABO. Inmiddels was de SVA-werkgroep Rotterdam in het bezit gekomen van meerdere bussen met een Rotterdamse achtergrond. Toen in 1997 op verzoek van de RET de stichting ROMEO van start ging werden alle bussen van de werkgroep in eigendom opgenomen in de nieuwe stichting. Bij de 223 en 754 bleef echter de SVA eigenaar maar werden deze in bruikleen afgestaan aan de stichting ROMEO wat werd geregeld in een beheersovereenkomst.

In augustus 2019 vierde de SVA haar 50-jarig (eigenlijk 51) bestaan met onder andere een tentoonstelling van oude en nieuwe bussen in de Werkspoor-kathedraal te Utrecht waarbij ook de 223 was te bewonderen. Inmiddels is er veel veranderd op het gebied van museumbussen. Vele stichtingen, bedrijven en particulieren houden zich er nu mee bezig maar de meeste bussen waarmee het eind jaren 60 allemaal begon zijn nog aanwezig.

De Werkgroep Bus van de Stichting RoMeO

De stichting RoMeO is een organisatie die zich bezighoudt met de exploitatie van oude trams, metro’s en bussen in Rotterdam en staat voor “Rotterdams Openbaar Vervoer museum en Exploitatie van Oldtimers”.

RoMeO is opgericht in 1997 en bundelt de activiteiten van verschillende organisaties die zich al voordien bezighielden met de historie van het Rotterdamse openbaar vervoer. Hierin is een samenwerking opgezet van de Tramweg-Stichting (TS), Stichting Veteraan Autobussen (SVA) en het Openbaar Vervoer Museum (OVM). Dit in nauwe samenwerking met de Rotterdamse Elektrische Tram (RET).

De werkgroep bus kent een lange historie het is allemaal begonnen als een werkgroep van de stichting veteranen autobussen die sinds 1997 onderdeel is van de stichting RoMeO (Rotterdams Openbaar vervoer Museum en Exploitatie Oldtimers). Al vele jaren zorgen de vrijwilligers van de werkgroep voor een steeds groeiende collectie. Het topstuk van de collectie is een Sauer bus uit 1948! De collectie bestaat vooral uit RET stadsbussen, maar ook zokm enkele streekbussen in beheer.

(wordt vervolgd)