Museumbus 562

DAF – Hainje / RET 562

Laatste eigenaar in dienst: RET

Vlootnummer: 562

Huidige eigenaar: RET

Bouwjaar: 1974

Motor: DAF

Chassis: DAF SB 200 DKDL 554

Carrosserie: Hainje

Uitvoering: in originele staat

Gerestaureerd: nee

Rijvaardig: ja

Kenteken: HB-93-06

Typisch voor deze bus

In 1961 start de Commissie Standaardisering Autobusmaterieel – kortweg CSA – zijn werkzaamheden. De grote steden werkten vanaf toen samen om een modern, goedkoop en uitwisselbaar bustype te ontwikkelen. De RET 562 is een vertegenwoordiger van het  eerste type CSA- bus.

Historie

Met de Leyland 200-serie was al een eerste aanzet gegeven voor vernieuwingen bij stadsbussen. Met de komst van de Commissie Standaardisering Autobusmaterieel, kortweg CSA,  werden deze vernieuwingen in landelijk verband overgenomen. Naast vernieuwing was de CSA  ook uit op een financieel voordeel, door grote volumes in productie en onderdelen en gemakkelijk te onderhouden bussen. Voor de bussen van de RET betekende het naast nieuwe bussen van een andere fabrikant (DAF/Hainje) ook het einde van de okergele kleur. Vanaf dit type zou het wijnrood de Nederlandse steden kleuren. De 562 is een bus uit een vervolglevering. In tegenstelling tot de eerste 400-serie heeft de 500- serie een DAF motor i.p.v. een Leyland motor. Voor de rest is de 562 duidelijk een CSA 1-bus met zijn ronde koplampen, zijn losse lijn- en bestemmingsfilm en de rubberen flap onder de achterkant. De 562 vertegenwoordigt de eerdere uitvoeringen van de CSA bussen in Rotterdam. Hiermee deed een duidelijk nieuwe periode in het busvervoer in Rotterdam zijn intrede. Naast de vernieuwingen in de bus en de nieuwe fabrikanten werden de bussen wijnrood en daarmee verdween het unieke Rotterdamse karakter.

De 562 behoort tot de tweede serie standaardbussen 502-580.

Waar in 1982 het opleggen en afvoeren van de eerste honderd standaardbussen regelmatig voortgang vond, kon het gebeuren dat met ingang van de winterdienst 1982/83 nog slechts een dertiental wagens in rijvaardige toestand aanwezig was.

In maart 1983 waren hiervan nog slechts zes wagens (497 en 484-488) actief, nog onkundig van het feit, dat eind mei uiteindelijk ook voor hen het doek definitief zou vallen.

De directe aanleiding hiertoe vormde overigens de opening van het sneltramtraject Capelsebrug – Ommoord, dat de tot dan toe druk bezette autobuslijnen 36 en 37 geheel overbodig maakte. Zo verdwenen dan in het najaar van 1983 ook de laatste standaardbussen met een DO-motor uit het wagenpark. Hun taak was overgenomen door een groot aantal vrijwel identieke soortgenoten van recente datum, die, naar het zich laat inzien, wel altijd hun meerdere zullen moeten blijven herkennen in hun voorgangers, althans voor zover het de omvang van hun geschiedschrijving betreft.

In een periode van twintig jaar zijn er alleen in Rotterdam vele honderden standaardbussen afgeleverd, welke inmiddels bijna allemaal al weer zijn afgevoerd. De welhaast marginale verschillen tussen de eerste en laatste wagens die volgens het oorspronkelijke ontwerp werden gebouwd, kunnen hierbij moeiteloos als een overtuigend bewijs voor het welslagen van het beoogde samenwerkingsverband worden aangewend.

De tweede serie 502-580

Met de komst van de serie 502-580 werd de vertrouwde Leyland O680 motor vaarwel gezegd. Het DAF SB 200 DKDL onderstel van deze bussen was uitgerust met de nieuwe DKDL 1160 motor van 165 DIN-PK /2000 tpm.

Bij Hainje bestelde de RET verschillende series, n.l. de 502 in 1972, de 503-511 in 1972, de 512-531 in 1972, de 532-561 in 1974 en de 562-580 in 1974. Hoewel uiterlijk praktisch gelijk aan de 400-serie, waren de 500’s te herkennen aan de grotere DAF – letters op de grille.

Museumbus 562 met de afscheidsrit van de 500-serie, garage Sluisjesdijk, 1986, (verz. Carel Scholte)

Waar de eerste verschijningsvorm van de CSA-1 uit de periode 1966-1970 zich kenmerkte dppr de wijnrode/grijze kleur, donkergrijs interieur met donkerrode stoelen, hoog doorgetrokken zijruiten, : Leyland DOL- motor, klein motorluik, vlak stuurwiel, ronde koplampen en achterlichten; kleine letters DAF, werd de twee verschijningsvorm van de CSA-1 uit de periode 1971-1974 gekenmerkt door een DAF DKDL-motor, grotere motorluiken, dikkere rand om de grille, grotere letters DAF, lagere doorgetrokken zijruiten en heeft het interieur een geheel vlakke vloer.

Een groot aantal wagens uit de serie 503-531 van het bouwjaar 1972 werden uitgerust met infrarood en teltrede voor het tellen van de in– en uitstappende passagiers, deze wagens waren te herkennen aan een gele ronde bal op het front.

In eigen werkplaats verbouwde de RET gelijk na aflevering autobus 576, de radiateur werd achterin naast de motor geplaatst. Dat voorkwam lange waterleidingen naar voren en verhoogde de betrouwbaarheid. Ook werd er als proef een motorrem ingebouwd. Op het front verscheen een nieuwe vierkante grille met de letters DAF onder elkaar.

Na een geslaagde proefperiode werd de 576 weer in de oorspronkelijke staat terug gebouwd.

De serie 502-531 bouwjaar 1972 telde 32 zitplaatsen en 61 staanplaatsen en de serie 532-580 bouwjaar 1974 telde 32 zitplaatsen en 60 staanplaatsen.

In 1988 verdween de 500 serie uit het Rotterdamse straatbeeld, de 502 en 507 gingen naar Zestienhoven als platformbus, de 559 werd Croosbus en de 562 werd bewaard als museumbus, de overige wagens zochten een sloperij op.

De 562 die in 1974 in dienst werd gesteld heeft tot 1986 dienst gedaan. Een groot deel daarvan op de Linker Maasoever en bovendien is de 562 ingezet op de afscheidsrit van de 500-busserie.

Museumbus 562, DAF-Hainje, testrit, Spartastraat, 8-6-2014 (foto: Cor Hermsen)

Zeker als museumbus heeft dit voertuig na het verkrijgen van deze status tientallen ritten gemaakt en is op vele manifestaties ingezet.

Bijzonderheden:

Voorzover bekend hebben er zich geen grote ongevallen met deze bus voorgedaan.

Klik hier voor de fotogalerij van museumbus 562