Bouw Schindler motorrijtuigseries

De kleine Schindlers van de RET (Peter Bakker; tevens door hem bewerkt naar een artikel in OdR 1986-9)

In de loop van 1985 werd bij de RET zonder al te veel omhaal afscheid genomen van een materieeltype, dat in een niet eens al te stoffig verleden nochtans geruime tijd als het visitekaartje van het bedrijf kon worden beschouwd. En zelfs buiten de gemeentegrenzen kon men de hier bedoelde rijtuigen een voortrekkersrol toedichten, in die zin dat zich eronder het eerste exemplaar van een moderne gelede stadstram bevond, die de toekomst van de Nederlandse tram zou gaan bepalen. Na een aantal goede en een bijna even groot aantal minder goede jaren zijn de Schindlers — want hierop zijn de bovenstaande regels uiteraard van toepassing — thans definitief buiten beeld geraakt. Aanleiding om even stil te staan bij de rol, die zij in de vorige eeuw bij de RET hebben gespeeld.

De serie 1-15, de kleine Schindlers, werd in 1956-57 aangeschaft, omdat de nog uit 1924 stammende Delmez-wagens 202-221 zo langzamerhand hard aan vervanging toe waren. De 1-15 werden na aflevering successievelijk op lijn 22 (G.J. Mulderstraat-AvenueConcordia ) in dienst gesteld, waardoor de hierbij vrijkomende vierassers de Delmez-wagens konden gaan vervangen.

De bestelling van de enkelgelede 231-244, de gelede Schindlers, stoelde in feite op een tweetal argumenten.  In de eerste plaats waren de twintig aanwezige vierasser tramstellen uit 1931 te gering in aantal om hiermee de gehele dienst op de drukke rivierkruisende lijnen 2 en 3 te kunnen uitvoeren, en in de tweede plaats reden de tweeassige bijwagens van de serie 1351-1406 al enkele jaren in blessuretijd. Beide problemen werden met de aflevering van de gelede Schindlers in 1957 opgelost: aan dit materieel werd de gehele dienst van lijn 3 (Diergaarde Blijdorp – Groenezoom) toevertrouwd en de hierdoor vrijkomende bijwagens gingen de laatste exemplaren van de genoemde serie tweeassers aflossen.

Motorrijtuig 6, lijn 9, Chris Bennekerslaan, 22-3-1982 (foto: F.C.G. Huizer)

Zwitserse trams
De beide series tramrijtuigen werden gebouwd door de Zwitserse wagonfabriek Schindler A.G. te Pratteln. De order veroorzaakte in de Rotterdamse gemeenteraad destijds veel beroering, omdat de Nederlandse wagonindustrie hierbij was gepasseerd. De directie van de RE T was echter van mening dat de Nederlandse industrie op korte termijn niet in staat was een rijtuig volgens de modernste constructieprincipes te ontwerpen. De Zwitserse wagonindustrie had bewezen hier wel toe in staat te zijn. Als pleister op de wonde werd beloofd dat vervolgorders, via een licentieovereenkomst, aan de Nederlandse industrie zouden worden gegund. Deze waren niet denkbeeldig, want op dat moment werd gedacht aan uitbreiding van het tramnet naar Overschie, Schiebroek en Hoogvliet. Ook het tramtunnelplan was toen hoogst actueel, terwijl ook de vervanging van de vierassers niet al te lang meer op zich zou laten wachten. Een vervolgorder die het vier- of vijfvoudige (ongeveer tweehonderd rijtuigen) van de omvang van de Zwitserse zou omvatten, behoorde tot de mogelijkheden. De gemeenteraad is toen na deze belofte met de materieelbestelling schoorvoetend akkoord gegaan. Alleen achteraf kan worden geconstateerd, dat het allemaal anders gelopen is, maar dat kon niemand toen voorzien.

Voor meer technische en historische info klik hier.

Onderstaand foto’s tijdens de bouw in Zwitserland.