Railatlas van Rotterdam

3.4 REMISE KRALINGEN (OOSTZEEDIJK)

Een stukje weiland aan de Oostzeedijk 100 in Kralingen werd op 18 januari 1880 bebouwd als onderkomen voor een klein aantal (circa 20) paardentramwagens, een stal voor de paarden en een hooiloods. Dit optrekje werd gebruikt voor de paardentramlijnen Hoflaan – Park, station DP – Prinsenhoofd en Rhijnspoorwegstation (= Maasstation) – Willemsplein. In 1883 werd deze remise vergroot tot een ruimte voor 38 rijtuigen en 98 paarden. In 1887 volgde een verdere uitbreiding met 200 meter spoorlengte, terwijl tien jaar later, in 1897, na de sloop van de molen ‘De Struisvogel’ een verdere uitbreiding volgde en de remisecapaciteit 55 rijtuigen en 100 paarden bedroeg. In 1905 werd begonnen aan een gedeeltelijke afbraak en verbouwing van deze paardentramremise in verband met de komst van de elektrische tram, waarvan de eerste lijn met ingang van 19 september 1905 vanuit deze remise werd geëxploiteerd. Op 11 oktober 1906 werd de exploitatie vanuit deze remise echter gestaakt en werd het complex alleen nog als bijwagenremise gebruikt. De elektrische trams werden ondergebracht in de remise Isaäc Hubertstraat, die daartoe een uitbreiding had ondergaan.

In december 1913 kwam op het terrein van de oude stalgebouwen een geheel nieuwe remise gereed, waarbij de lengte van de opstelsporen was verdubbeld. Deze uitbreiding was nodig om de remisecapaciteit gelijke tred te laten houden met de snelle groei van het tramnet en daarmee ook het aantal tramwagens. In 1917 werd de remise opnieuw aangepast en op 1 juli 1934 (wederom) buiten dienst gesteld voor exploitatie. Na de brand in het magazijn in de Isaäc Hubertstraat werd het complex op 29 april 1935 tevens gebruikt als tijdelijk hoofdmagazijn. Op 1 juli 1936 kwam de remise weer in dienst voor exploitatie. Aan de achterzijde van spoor 1 bevond zich een kleine schilderswerkplaats.

Motorrijtuig 194 rangeert met aanhangrijtuig 1356 op de Oostzeedijk de links gelegen remise in. De foto is gemaakt in april 1939 door H. Solle.